| 
             | 
          Bevolking Wereld | 
          Bevolking 
            Azië  | 
          Bevolking 
            Afrika  | 
          
             Bevolking Latijns-Amerika 
            | 
          Bevolking 
            Industrielanden  |   
       
      
      EVOLUTIE VAN DE 
      WERELDBEVOLKING 
        
      
        
        
          | 
             jaartal  | 
          
             aantal  |  
        
          | 
             1804 
            1927 
            1960 
            1974 
            1987 
            1999 
            2013 ? 
            2028 ? 
            2054 
?  | 
          
             1 
miljard 
            2 
miljard 
            3 
miljard 
            4 
miljard 
            5 
miljard 
            6 
miljard 
            7 
miljard 
            8 
miljard 
            9 
          miljard  |   
        
      De eerste 
      betrouwbare cijfers van de wereldbevolking dateren van 1650. We waren toen 
      met ongeveer 545 000 000 mensen op aarde. Men schat dat er in het begin 
      van onze tijdrekening iets van een 300.000.000 wereldburgers 
      waren. 
      Wanneer we kijken 
      naar de verdubbelingtijd dan zien we dat deze steeds kleiner wordt. Het 
      duurde immers bijna tweehonderd jaar sinds 1650 voor de bevolking zich 
      weer verdubbelde, daarna slechts de helft nl. honderd jaar en nu is de 
      wereldbevolking verdubbeld op slechts 40 jaar. We leven nu waarschijnlijk 
      in het decennium met de grootste gemiddelde absolute toename. 
        
      De wereldbevolking 
      kende de laatste decennia een exponentiële groei. Een exponentiële 
      functie is een functie van de vorm y= p.ax De getallen p en 
      a werden voor de groei in 1990 bepaald en de grafiek ziet er dan  als 
      volgt uit :
  
       
  
      Gelukkig 
      veranderen p en a elk jaar! Reken anders maar eens uit met hoeveel 
      inwoners we zouden zijn in 2050… De groei wordt gelukkig wat afgeremd en 
      wordt geschat op 9 miljard in 2050. 
        
        
      De jaarlijkse groei 
      (onderdeel van het getal a in de formule) schommelt rond de 2 % (1,4% in 
      2001). Uit het jaarlijks groeipercentage kunnen we via de
      "70-regel" ook 
      de verdubbelingstijd benaderen op dat moment :  
        
      Wanneer we de 
      bevolkingsevolutie bekijken per continent in % van de wereldbevolking 
      :
  
      
        
        
      Azië zal 
      altijd de meerderheid van de wereldbevolking huisvesten . De bevolking 
      blijft er dus stijgen in absolute cijfers gezien de wereldbevolking ook 
      nog blijft toenemen. Europa ooit het tweede sterkst bevolkte land van 
      de wereld zal samen met Noord-Amerika het zwakst bevolkte continent worden 
      en zal geconfronteerd worden met een stagnerende en vergrijzende 
      bevolking. Afrika dat sinds de slavenhandel sterk te lijden heeft gehad 
      met een relatieve bevolkingsafname, zal in de toekomst de sterkst 
      groeiende bevolking huisvesten en op wereldschaal de tweede plaats innemen 
      met een vijfde van de wereldbevolking. Zuid-Amerika en Noord-Amerika die 
      na hun ontdekking een toename hebben gekend zullen een relatief constant 
      aandeel behouden van de wereldbevolking. De bevolking van Zuid-Amerika zal 
      zelfs nog stijgen, door een jongere bevolking en hogere natuurlijke groei. 
       
        
      De 
      maatgetallen om bevolkingsgroei te meten 
      De meest 
      gebruikte maatgetallen zijn geboortecijfer (aantal geboorte per duizend 
      inwoners , in 0/00 uitgedrukt) en het sterftecijfer (aantal sterfgevallen 
      per duizend inwoners, ook uitgedrukt in 0/00 ). Het verschil tussen beiden 
      geeft ons de natuurlijke aangroei of het geboorteoverschot (of 
      deficit). Een ander maatgetal is de vruchtbaarheidscoëfficiënt (aantal 
      kinderen gedurende het leven van de vrouw). Wanneer we rekenen dat een 
      vrouw op haar veertiende vruchtbaar wordt en op haar vijtigste in de 
      menopauze gaat, kan in theorie een vrouw 24 kinderen krijgen. In praktijk 
      kunnen de meeste vrouwen 15 kinderen krijgen. We rekenen 18 maanden tussen 
      elke baby. In praktijk wordt deze maximale vruchtbaarheidscoëfficiënt 
      beïnvloed door talrijke factoren. De twee voornaamste invloedsfactoren 
      zijn de trouwleeftijd en de periode van borstvoeding.
  
        
       
 
  
      Gedurende 
      de borstvoeding kan de vrouw geen eisprong krijgen. De periode van 
      borstvoeding kan sterk uiteenlopen naargelang het continent. In Europa 
      geven de vrouwen gemiddeld 1 maand borstvoeding. In Azië geeft men 
      gemiddeld 17 maand borstvoeding wat het maximaal aantal kinderen dat een 
      vrouw kan krijgen van 15 reduceert tot 9. In Afrika wordt de maximale 
      vruchtbaarheidscoëfficiënt eveneens gereduceerd tot 9, omwille van de 18 
      maand borstvoeding. Het tijdstip van huwen of samenleven met een 
      partner speelt uiteraard een rol. In Europa kan men zo slechts 15 kinderen 
      maximaal krijgen door gemiddeld te trouwen op 23 jaar. In Afrika kan men 
      18 kinderen krijgen door de gemiddelde huwleeftijd van 19 jaar. In Azië 16 
      door gemiddeld te huwen op 21 jarige leeftijd. 
      De 
      Demografische Transitie 
  
        
      Fase 1 : 
      de hoogstationnaire fase (enkele natuurvolken) 
      Deze fase wordt 
      gekenmerkt door hoge geboorte cijfers en even hoge sterftecijfers ( 35 0/00 
      ). Door hoge kindersterftecijfers, armoede, slechte hygiëne, misoogsten, 
      epidemieën, oorlogen ligt het sterftecijfer hoog. Anderzijds door 
      godsdienst, moraal, tradities, familiale organisatie, sociale en 
      economische factoren (landbouweconomie) ligt het geboortecijfer 
      hoog. 
      Fase 2 : de 
      vroegexpansieve fase (Afrika en Midden-Oosten) 
      Bij deze fase nemen 
      de sterftecijfers af tot 18 0/00 waardoor een groot geboorte overschot 
      ontstaat. De daling is te wijten aan de afname van de kindersterfte en 
      een betere hygiëne. Innovaties in de landbouw (mechanisatie, beginnende 
      industrie) zorgen voor meer voedselopbrengst. 
      Fase 3 : de 
      laatexpansieve fase (Latijns-Amerika en Azië) 
      Tijdens de 
      laatexpansieve fase nemen de sterften verder af tot 15 0/00 . De geboorten 
      dalen tot 16 0/00 .Het geboorteoverschot wordt kleiner en de bevolking 
      groeit dus trager. De sterftedalingen zijn te wijten aan een verdere 
      doorzetting van medische zorgen. Invoering van leerplicht en afschaffing 
      van kinderarbeid zorgen voor spontane dalingen van geboorten. 
      Fase 4 : de 
      laagstationnaire fase (Industrielanden) 
      Het geboortecijfer 
      en sterftecijfer zijn nu ongeveer gelijk; ( 10 0/00 ) door een sterke 
      invloed van een ontwikkelde geneeskunde (gebruik van 
      anticonceptiva).
  
         |