Opbouw
en ontstaan van de atmosfeer
De
atmosfeer of dampkring is ontstaan door het vrijkomen van gassen tijdens
stollingsprocessen (vulkaanuitbarstingen) en door het vasthouden van gassen
door de zwaartekracht. De atmosfeer bestond aanvankelijk enkel uit
koolstofdioxide. Het CO2-gehalte is verminderd door fotosynthese (O2
vrij, C-opname) en door vastlegging van C in gesteenten (kalksteen,
steenkool, aardolie, …).
|
|
|
De
atmosfeer is opgebouwd uit verschillende lagen die in elkaar
overgaan en specifieke eigenschappen hebben :
- DE
TROPOSFEER is de onderste laag van de atmosfeer ("tropo"=
"groeien"). Ze is aan de polen ongeveer 8 km dik
en aan de evenaar ongeveer 17 km dik. De luchtdruk bedraagt
er gemiddeld op zeeniveau 1013 hPa of mb (= 1atm). De lucht
is gemiddeld samengesteld uit 21% O2 (zuurstofgas), 78% N2
(stikstofgas), 1% CO2( koolstodioxidegas), Ar, Ne, …+ x %
H2O(opgeloste waterdamp). Deze laag is gekenmerkt door een
afname van de temperatuur met 6,5° per 1000 m stijging. Het
is ook de laag waar zich het "weer" in afspeelt.
- DE
TROPOPAUZE is een overgangszone
- DE
STRATOSFEER is een laag die zich op ongeveer 15 km
hoogte tot ongeveer 50 km hoogte uitstrekt. Deze laag heeft
ongeveer dezelfde luchtsamenstelling als de troposfeer maar
de lucht is er ijler. Tevens komt hierin de zogenaamde
ozonlaag (O3) voor. Deze laag is zeer belangrijk voor de
UV-absorptie (bescherming tegen UV). Met als gevolg dat door
de fotochemische reacties er een temperatuusstijging
optreedt in deze laag tot 10°C. Op de grens van de
troposfeer met de stratosfeer komen de zgn."jets"
of straalstromen voor (tot 450 km/u).
- DE
STRATOPAUZE is een overgangszone
- DE
MESOSFEER is een laag die zich uitstrekt van ongeveer 60
km hoogte tot 80 km hoogte en waarin de temperatuur weer
daalt.
- DE
MESOPAUZE is een overganszone
- DE
THERMOSFEER of ook wel DE IONOSFEER genoemd is de
buitenste laag van onze aard atmosfeer en staat onder invloed
van de zonnewind. Door ionisatie treedt hierin het zgn.
poollicht (noorder- of zuiderlicht) op. In deze laag
bevinden zich ook lagen die de langgolvige radiostralen
terugkaatsen de zgn. D, E en F-lagen
|
|
Het
OZONGAT
Sinds 1971 is er een daling van ozon in de lage stratosfeer met
0,12% per jaar boven onze streken waargenomen. Het
"ozongat" bevindt zich vooral boven de polen. Met het
gevolg dat er een verhoogd risico op (huid-) kanker is.
De
oorzaken hiervan zijn hoofdzakelijk :
- Klimatologische
veranderingen of factoren
- Het
gebruik van CFK's (Chloor-Fluor-Koolwaterstoffen) : Cl zet
O3 om tot O2 (spuitbussen, koelmiddel, piepschuim)
De
maatregelen hier tegen zijn vastgelegd in het Protocol van
Kopenhagen (86 landen), waarin hoofdzakelijk verbanning van ozon
bedreigende chemicaliën sinds 1996 (ontwikkelingslanden
tegen 2005) is vastgelegd.
|
|

|
|
Het
BROEIKASEFFECT
De temperatuur van de troposfeer wordt bepaald door de omzetting
van zichtbaar licht naar infrarood in de aardkorst. Een deel
van deze IR-straling wordt geabsorbeerd door H2O en
CO2-moleculen in de atmosfeer en teruggestraald. Een gevolg
daarvan is de opwarming van de troposfeer, anders zou het nu aan
het aardoppervlak 33°C kouder zijn (gemiddeld -18°C ipv.
+15°C). Andere broeikasgassen zijn CH4, N2O, O3 (deze drie zijn
van nature aanwezig) en CFK's.
Door
menselijke activiteiten neemt het broeikaseffect echter toe (de
verbranding van steenkool, aardolie en aardgas, als ook het
terugdringen van de plantengroei) Men schat dat de volgende eeuw
de temperatuur 1,5 à 4,5°C zal toenemen. Dit heeft uiteraard
gevolgen voor :
- de
watervoorziening op aarde
- landbouw
en voedselproductie
- regionale
economie
- wereldpolitiek
|
 |
|

Tevens
wordt tegen het einde van volgende eeuw een zeespiegelstijging
van +65 cm verwacht (deze eeuw is dit 10 -15 cm).
De
aanpak van dit probleem vraagt natuurlijk internationale
solidariteit (Kyoto akkoorden )!
|
HET
WEER
De
elementen van het weer zoals het aantal uren zonneschijn (bewolking), de
temperatuur, de luchtvochtigheid, de neerslag, de luchtdruk,
windrichting en windsnelheid en hun wisselwerking bepalen de
toestand van de troposfeer. Het weer noemt men de werkelijke toestand van
de troposfeer voor een bepaald gebied en voor een korte duur. Het
klimaat daarentegen is de gemiddelde weerstoestand over een langere tijd
(normaalwaarden over 30 jaar).
Het
meten en verwerken van de weerelementen
In elk land bevinden zich waarnemingsstations of weerparken.
De coördinatie hiervan gebeurt door de WMO (World Meteorological
Organization, Genève) : deze zorgt voor één-vormige waarnemingen,
metingen en verwerkingen.
|
Weerelement
|
Instrument
|
Eenheid
|
Verwerking
|
|
Zonneschijnduur
|
Zonneschijnautograaf
(heliograaf)
|
uur
|
isohelenkaart
|
|
Temperatuur
|
Thermometer
|
°C
|
isothermenkaart
(temperatuurscurve)
|
|
Luchtvochtigheid
|
Hygrometer
|
%
|
Grafiek
|
|
Bewolking
|
menselijk
oog , schatting
|
achtsten
|
Weerkaart
|
|
Wolkensoort
|
menselijk
oog, determinatie
|
"naam"
|
Weerkaart
|
|
Neerslag
|
Pluviometer
|
l/m²
of mm
|
Isohelenkaart
(neerslagdiagram)
|
|
Luchtdruk
|
Barometer
|
hPa
of mbar
|
Isobarenkaart
|
|
Windsnelheid
|
Anemometer
|
km/u
|
Weerkaart
|
|
Windrichting
|
Windvaan
of -roos
|
windstreek
|
Windroos
|
Satellietwaarnemingen
spelen in samenwerking met de klassieke waarnemingen een belangrijke rol
in de weeranalyse.
Radiosondes aan weerballons worden gebruikt voor de studie hogere
troposfeer.
ZONLICHT
EN WARMTE, de verdeling over de aarde
De
zon is de primaire energiebron voor de aarde.
Zonne-energie zit verpakt in de elektromagnetische straling, vnl.
lichtstralen. De lichtstralen worden geabsorbeerd, gereflecteerd of
verstrooid in atmosferische gassen, waterdamp (wolken), stof. Niet eens
de helft hier van bereikt het aardoppervlak.
De
straling die de aarde wel bereikt, wordt omgezet, voor een deel, in
warmtestralen of aardstralen met een grotere golflengte. Dit verwarmt de
fotosfeer (de onderste luchtlagen).De aarde is dus een secundaire
energiebron voor de opwarming van de troposfeer.
De warmte komt van de
aarde niet van de zon.
Principe
:
Hoe intenser de lichtintensiteit op het aardoppervlak, des te intenser
de warmte omzetting. De intensiteit varieert met de oppervlakte die
beschenen wordt door één zelfde hoeveelheid licht (de intensiteit neemt
toe als de oppervlakte kleiner wordt).
Een
ander deel van de inkomende straling wordt gebruikt voor het verdampen
van water en voor de fotosynthese van planten.
De
spreiding van de energie over het aardoppervlak is niet homogeen. Er is
een afname van de evenaar naar de polen toe. De jaar isothermenkaarten
vertonen diezelfde afname naar de polen toe.
MAAR de afname naar de polen toe verloopt niet gelijkmatig en met
storingen.
- tussen 38°NB en 38°ZB = netto winst van straling
- ten noorden en ten zuiden daarvan = netto verlies van straling
De
aarde in z'n geheel verandert niet van temperatuur dus moet het verlies
gecompenseerd worden door de winst en is er een warmtestroom van de
tropen naar de polen toe. Dit gebeurt door luchtcirculatie, verdampen en
condenseren van water (watercyclus) en door zeestromingen |