Het
West Europees weer
Van waarneming
tot weerkaart
Waarnemingen
kunnen gedaan worden aan de hand van :
- grondstations
- hoogtepeilingen
met een ballon
- radarmetingen
- SATELLIETWAARNEMINGEN

|
METEOSAT5
(Eu)

|
NOAA12
(USA)

|
| geostationair |
polair |
| constante
informatiestroom |
enkele
opnamen per dag voor bepaalde gebieden |
| 36.000 km
hoogte |
iets meer
dan 800 km hoogte |
| boven
Afrika en Europa |
tot boven
60°NB |
| beelden
minder gedetailleerd |
scherpe en
gedetailleerde beelden |
Satellieten
bezorgen ons veel informatie. De
verwerking van de informatie van de satellietbeelden gebeurt centraal in
Darmstadt zoals temperatuurprofielen in de atmosfeer en de temperatuur
op het aardoppervlak.
Er zijn twee
belangrijke golflengten waarop satellieten waarnemen. IR, infrarood,
wordt weergeven op zwart-wit foto's. Hoe zwarter, hoe warmer. Het
contrast tussen lage en hoge wolken, tussen zee en land zijn duidelijk
waarneembaar. De waarneming van zichtbaar licht levert ons dan weer een kleur
natuurgetrouwe foto's. Ze vangen het weerkaatste zonlicht op en kunnen
dus enkel overdag ingezet worden. In de winter is de waarnemingsperiode
slechts kort.
Aanpassing en
aanduiding van de waarnemingen
|
De
luchtdruk wordt herleid op zeeniveau en wordt door middel van
isobaren op een weerkaart aangegeven.
Ze vormen de basis van de weerkaart.
De
luchtdrukgegevens worden op kaart getekend met isobaren om de 5
of 10 hPa. Gesloten isobaren zijn kernen van hoge druk
(anticyclonen) of lage druk (cyclonen of depressies).
Anticyclonale wiggen zijn tongvormige uitlopers van
anticyclonen, terwijl cyclonale voren de uitlopers zijn van
cyclonen.
Een andere
aanduiding op de weerkaart is het aangeven van fronten. Fronten
zijn de contactvlakken tussen luchtmassa's met een verschillende
temperatuur. De grens van een warmtefront wordt aangegeven door
een lijn met halve bolletjes, die van een koudefront door een
lijn met driehoekjes.
|
|
|
Het weerbeeld
bij verschillende kaartsituaties
Hoge druk
geeft zonnig en rustig weer
De windrichting (voor Europa meestal uit het oosten) is in
wijzerzin rondom de kern van hoge druk. Wanneer de isobaren ver uit
elkaar liggen, wijst dit ook op rustig weer. Er zijn geen wolken : bij
hoge druk daalt de lucht en dichter bij de aarde warmt deze op.
Temperatuursinversie
bij mist in de winter
's
Nachts koelt de aarde sterk af. Door de stijging van de
relatieve vochtigheid in de onderste luchtlaag treedt er
condensatie op. In deze laag wordt dan mist gevormd. De
winter zon kan de mist niet oplossen waardoor de onderste
luchtlaag verder afkoelt. Dit geeft aanleiding tot een
temperatuursinversie : boven de mistlaag is het warmer dan aan
het aardoppervlak. |
|
|
|

Wanneer er
daarenboven
weinig wind is (stabiele lucht), blijft de luchtvervuiling (van
schoorstenen, auto's, …) ter plaatse en geeft aanleiding tot
smog. Door de temperatuursinversie blijft de sterkt vervuilde
lucht dicht bij het aardoppervlak.
|
Het weer bij
lage druk : bewolking en neerslag
Bij een laag druk gebied is er veel wolkenvorming soms gepaard gaand met
neerslag.
Wanneer op een
weerkaart de isobaren dicht tegen elkaar gelegen zijn, wijst dit op
storm. De windrichting is linksom tegen de wijzers van de klok in rondom de lagedruk-kern.
De eigenschappen
van de lucht die aangevoerd wordt zijn afhankelijk van het brongebied.
De volgende tabel toont de meest aangevoerde luchtsoorten boven de
Benelux.
| Luchtsoort |
Brongebied |
Aanvoerrichting |
Eigenschappen |
| mPL* |
Noordelijk
Atlantische Oceaan |
NW-W |
vochtig,
koud |
| mAL* |
Spitsbergen,
zee van Groenland |
NW-N |
vochtig,
koud |
| cAL* |
Noord-Rusland |
N-NO |
droog, koud |
| cPL* |
Centraal-
en Zuid-Rusland |
NO-O |
droog, koud |
| cTL* |
Noord-Afrika
en Balkan |
ZO-Z |
droog, warm |
| mTL* |
Azoren,
Atlantische Oceaan |
ZW |
vochtig,
warm |
* m = maritiem, c
= continentaal , PL = Polaire lucht, AL = Arctische lucht, TL =
Tropische lucht,
Frontale
depressies
|
Frontale
depressies ontstaan daar waar tropische lucht en polaire lucht
botsen. Dit gebeurt tussen 40° en 60° breedte, met name de
contactzone van naar het westen afbuigende koude lucht (van het
polair maximum) en naar het oosten afbuigende warme lucht (van
het subtropisch maximum).
Op grote
hoogte boven de contactzone komen winden met hoge snelheden
(200-400 km/u) voor die van west naar oost gaan, wij noemen deze
straalstromen of jet streams. Er werd waargenomen dat depressies
ontstaan ter hoogte van de straalstroom boven het polaire front.
De depressies verplaatsen zich ook van oost naar west.
Op deze
gematigde breedten boven de Atlantische Oceaan ontstaan
depressies op het polaire front. De warme lucht van het
subtropisch maximum slaat een bres in de polaire lucht en dringt
binnen in het territorium van koude lucht. Doordat de koude
lucht sneller draait dan de warme lucht, zal ze de warme
insluiten en eronder door glijden. Door de stijgende luchtlagen
van deze ingesloten warme lucht ontstaat er een kern van lage
druk (= depressie). Men noemt dit een frontale depressie. Op een
weerkaart zijn ze terug te vinden op de top van een wig gevormd
door koude en warme frontlijnen.
Op
satellietfoto's kan men goed het warme en koude front
onderscheiden. Het
warmtefront en het occlusiefront zijn gekenmerkt door een brede
wolkenband, terwijl bij het koufront een relatief smallere
wolkenband wordt aangetroffen. De wolken bij deze fronten geven
bijna altijd neerslag.
Achter het koudefront komt maritiem onstabiele lucht met
opklaringen, bewolkte periodes en ontwikkeling van buien.
Vergelijking
van opeenvolgende weerkaarten geeft de evolutie aan en de
trekrichting van een frontale depressie.
|
|
|
|

|
Het
weersverloop bij de doortocht van een frontale depressie is
afhankelijk van de plaats van de drukkern ten opzichte van ons.
Bevinden we ons ver van de drukkern, dan kondigen hoge
cirruswolken een naderend warmtefront aan,gevolgd door
middelhoge wolken die de hemel volledig bedekken (stratus). Bij
de doortocht van het warmtefront is de hemel volledig bedekt met
lage wolken en regent het (= nimbostratus). De temperatuur
stijgt meestal. Bij de doortocht van de warme sector :
opklaringen of verspreide bewolking afhankelijk van de afstand
met het koufront.
Bij nadering van het koufront worden zich vertikaal
ontwikkelende wolkenformaties gevormd (cumulonimbus) waaruit
hevige buien vallen bij doortocht van het koufront. Achter het
koufront volgt onstabiele maritieme lucht met buien (cumulus) en
breder wordende opklaringen.
Bevinden we ons dicht bij de kern dan vormt het
occlusiefront een onderscheid tussen koude en iets koudere
lucht. Er wordt één brede wolkenband gevormd van cirrostratus
tot nimbostratus (= neerslag). |
|
|
|
Komt
meestal voor bij ons in de winter (het polaire front ligt dan
iets zuidelijker).De bewegingsbaan van frontale depressies is
seizoensgebonden. In de winter zakt het Azoren maximum weg. De
frontale depressies trekken over Zuid-Europa. West-Europa krijgt
dan de verzwakte occlusiefronten.
In de
zomer is er een krachtig Azoren maximum. Het polair front ligt
meer noordwaarts. In Zuid-Europa is het warm. West-Europa kent
afwisselend depressies met uitlopers van het hogedrukgebied der
Azoren (steeds maritiem).
De
weersvoorspelling
Meer en
meer wordt gebruik gemaakt van computers die een veelheid aan
informatie gaan combineren (weermodelllen a.d.h.v. ingewikkelde
wiskundige functies).Men kan met grote zekerheid nu al 24 uur
vooruit voorspellen (Reading) en (min of meer betrouwbaar)
maximaal 1 week vooruit.
Het weer
voorspellen is de toekomstige baan van de frontale depressie
extrapoleren uit de waargenomen bewegingsbaan
(computer; Reading) en kan dus nooit met zekerheid, wel met een grote
waarschijnlijkheid, worden aangenomen. Vandaar dat
weersvoorspellers het wel eens "mis" kunnen hebben.
|
|
|
|