Atmosfeer en Weer

Naar startpagina Atmosfeer Temperatuur Luchtdruk en wind
Vochtigheid
en Neerslag
Het weer De klimaten

Factoren die de temperatuur bepalen

Invloed van de breedteligging

Door de bolvorm van de aarde wordt op grotere breedten een groter oppervlakte beschenen door een zelfde stralenbundel.
Daardoor is de intensiteit lager en dus vermindert de omzetting in warmte.

Ook door de bolvorm van de aarde is de afstand die de stralen door de atmosfeer moeten afleggen ook langer op grotere breedten. Daardoor is er meer verlies.

Door de aardrevolutie varieert de zonhoogte van seizoen tot seizoen. Dit verklaart het verschil in temperaturen.

 

Invloed van de bestralingsduur en de omzetting in warmte

Het warmste moment van de dag is kort na de middag omdat de omzetting van licht in warmte tijd vergt. Het koudste moment van de nacht is net voor zonsopgang. De warmste maand is juli (grootste lichtintensiteit in juni).De koudste maand is januari (laagste lichtintensiteit in december).

Doordat de daglengtes verschillen per seizoen (door de aardrevolutie) verschilt ook de bestralingsduur en dus de hoeveelheid inkomende energie

 

Invloed van oriëntatie en hellingsgraad

Op berghellingen kunnen stralen nagenoeg loodrecht invallen. Hierdoor is er een intensere warmte omzetting.
in de Alpen is er een verschil in temperatuur tussen noordwaarts en zuidwaarts gerichte hellingen.
De naar het zuiden gerichte hellingen zijn meestal in cultuur, tevens is er een verschil in boom- en sneeuwgrens.

Invloed van de hoogte

Bij toenemende hoogte treedt een temperatuursverlaging op :
voor droge lucht : 10 °C per 1.000 m
voor vochtige lucht : 6°C per 1.000 m
Dit is te verklaren doordat de afstand tot de warmtebron toeneemt en doordat ijlere lucht trager opwarmt.

Invloed van de zee

's Nachts is het kouder boven land dan boven zee. De nabijheid van de zee speelt een rol in de temperatuur.
's Zomers is het warmer boven land dan boven zee
Al deze waarnemingen geven aan dat het water een matigende invloed (maakt de verschillen tussen winter en zomer kleiner) heeft.

Dit is te verklaren doordat de warmtecapaciteit van water 3 tot 5 maal groter is dan resp. van land of zand
(Warmtecapaciteit = energie nodig om 1 kg stof 1 °C te doen stijgen).Water kan meer warmte opnemen en dus ook weer afgeven. Daarenboven is water licht doorlatend voor licht en kan dus ook dieper warmte omzetten. Tevens geleidt water ook beter de warmte (menging, diffusie).

Invloed van de wolken

Tijdens de koudste nachten is er geen bewolking want wolken (en luchtvocht) houden de warmtestraling vast. Tijdens de koudste dagen is er veel bewolking want de instraling is dan kleiner. Wolken werken dus temperend zowel voor inkomende als voor uitgaande straling.

Invloed van zeestromingen

De Golfstroom, een voorbeeld van een warme zeestroom, is verantwoordelijk voor de relatief zachte wintertemperaturen in de kustgebieden van West-Europa.De Labradorstroming, een voorbeeld van een koude zeestroom, zorgt voor de afkoeling in New York (+ ijsbergen !). Zeestromingen transporteren warmte van de evenaar naar de polen.

 De 17 belangrijkste zeestromingen
Agulhas stroom Indisch Warm
Alaska stroom Noord Pacific Warm
Benguela stroom Zuid Atlantisch Warm/Koud
Brazilië stroom Zuid Atlantisch Warm
California stroom Noord Pacific Koud
Canarische stroom Noord Atlantisch Koud
Oost Australische stroom Zuid Pacific Warm
Equatoriale stroom Pacific Warm
Golf stroom Noord Atlantisch Warm
Humboldt (Peru) stroom Zuid Pacific Koud
Kuroshio (Japan) stroom Noord Pacific Warm
Labrador stroom Noord Atlantisch Koud
Noord Atlantische Drift Noord Atlantisch Warm
Noord Pacifische Drift Noord Pacific Warm
Oyashio (Kamchatka) stroom Noord Pacific Koud
West Australische stroom Indisch Koud
Westen Wind Drift Zuid Pacific Koud

Invloed van de luchtcirculatie

Ook de winden transporteren warmte.
Bijv. in Europa : zuidwesten-wind = warme lucht
noordenwind = koude lucht
in Noord-Amerika : "Blizzards" = sneeuwstormen (koude noordenwind)
(Bepaald door de N-Z oriëntatie van het reliëf)