|
In
werkelijkheid : drie cellen per halfrond
Door de
aardrotatie zijn er in plaats van één 3 cellen per halfrond :
- aan de polen : hoge druk door koude neerdalende lucht = POLAIR
MAXIMUM
- aan de evenaar :
- lage
druk door de verticale stijgende opgewarmde lucht =
EQUATORIAAL MINIMUM
- in de
hogere luchtlagen spreidt de stijgende lucht zich van de
evenaar weg
- door
afkoeling en door de aardrotatie daalt deze lucht al op ±
30° breedte en daardoor ontstaat er een hogedrukgordel =
SUBTROPISCHE MAXIMUM
- van
hier uit aan het aardoppervlak vertrekken er winden terug
naar de evenaar = NO-PASSATEN
de eerste cel is gesloten
- de zone
waar de passaten van het noordelijk en het zuidelijk
halfrond botsen noemen we ITCZ (= intertropen convergentie
zone)
- vanuit
het subtropisch maximum :
- vertrekken
ook winden van de evenaar weg
- op
ongeveer 60° breedte ontmoeten deze de winden die
vertrekken vanuit het polair maximum. In deze botsingszone
(FRONTZONE) stijgt de lucht en veroorzaakt lage druk =
SUBPOLAIR MINIMUM
- in de
hogere luchtlagen keert een deel terug naar de evenaar of
beter naar het subtropisch maximum en sluit zo de tweede cel
- een
ander deel keert naar de polen terug en sluit de derde cel
De
frontzone (het subpolair minimum) is belangrijk voor het
West-Europees weer.
- Naast
deze celvorming zorgt de rotatie ook voor de afbuiging van de
winden door het Coriolis-effect :
- van de
evenaar weg worden de winden naar het oosten toe afgebogen
- naar de
evenaar toe worden de winden naar het westen toe afgebogen
Door dit
effect snijden de winden langs het aardoppervlak de isobaren ook
schuin.
|